maxima-kroon.tif

Lees Nederlandse literatuur en leer ons begrijpen

Annette Portegies (1968)

Directeur van de samenwerkende uitgeverijen Querido,

Nijgh, Athenaeum, Leopold en Ploegsma

Wie leest, leeft beter...

‘Prinses Máxima geniet graag van de natuur, kunst, muziek en dans,’ meldt de website van het Koninklijk Huis. Zoals veel jonge moeders komt u kennelijk niet aan lezen toe, maar nu u uit de luiers bent, zou u zich, met permissie, terstond aan onze letteren moeten zetten. Schrijvers bieden u immers een blik op het échte Koninkrijk der Nederlanden, het land van kleine zielen en titaantjes, dat onzichtbaar is vanuit de gouden koets. Staat u mij toe u een snelcursus vaderlandse literatuur te geven? Een snelcursus met do’s en don’ts?

Niet doen: de oudste dichtregel in het Nederlands citeren. ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu’, luidt die. Onderzoek heeft uitgewezen, dat de schrijver ervan waarschijnlijk een monnik uit de Lage Landen was die in de twaalfde eeuw als kopiist in een Engels klooster werkte. Om zijn pen te testen kraste hij achteloos wat op het perkament: ‘Alle vogels zijn met nestelen begonnen, behalve ik en jij; waar wachten we op?’ Is het de droom van een smoorverliefde kloosterling? Een aanhankelijkheidsbetuiging van religieuze aard? We geloven graag dat het een liefdesgedicht is, en we beweren met grote stelligheid dat deze regel in het Nederlands en niet in het Engels geschreven is – maar helemaal zeker weten we het niet. Voorzichtig aan dus met de vogala: voor u het weet, bent u het onderwerp van een wetenschappelijke richtingenstrijd.

Wel doen: minneliederen lezen. De eerste Nederlandse schrijver van wie we de naam kennen, en van wie meteen ook een heel oeuvre is overgeleverd, is Henric van Veldeke – in brons gevat op een sokkel in Maastricht. Het standbeeld dankt hij aan een tekst over Sint Servaes, de patroonheilige van de stad, maar bekender werd hij toen hij de liefde als onderwerp koos. ‘Wale gedane valses ane laat mich wezen dijn ende wis doe mijn’, dichtte hij in een minnelied. Vrij vertaald klinkt dat als een smartlap: ‘Zonder dollen, schoonheid: laat mij de jouwe wezen en jij de mijne zijn’.

We maken nu vaart, want zevenhonderdvijftig woorden is niet veel voor een literatuurgeschiedenis, en vooruit: Nederlanders lezen ze ook niet, de ridderromans van Lodewijk van Velthem, de didactische verzen van Jacob van Maerlant en de religieuze teksten van Suster Bertken. Wel doen: bij een officieel bezoek aan Utrecht zo nonchalant mogelijk vertellen dat Suster Bertken zich liet inmetselen in een muur van de Buurkerk, tegenwoordig het Museum van Speelklok tot Pierement, om er bijna zestig jaar in alle rust te kunnen schrijven.

‘Met een boekje in een hoekje’. Zo omschreef Geert Groote, stichter van de Orde van Broeders des Gemenen Levens, zijn streven naar een verstild kloosterleven. De broeders hadden grote invloed op de literaire vorming van hun leerlingen, zoals Desiderius Erasmus, de Rotterdammer die een van de belangrijkste schrijvers van Europa werd. Wel doen: Erasmus lezen, om te snappen waarom Rotterdam de Erasmusbrug, de Erasmusuniversiteit en het Erasmus Medisch Centrum naar hem vernoemde.

In de Gouden Eeuw werd Amsterdam het kloppend hart van de Nederlandse literatuur: de stad bracht schrijvers voort als Pieter Corneliszoon Hooft, (nu alleen nog bekend als de naamgever van de poenige straat in Zuid – niet doen) en Joost van den Vondel (idem, van het park – wel doen). Vondels toneelstuk Gysbreght van Aemstel werd decennialang op nieuwjaarsdag gespeeld in de Amsterdamse Schouwburg. Mocht u de hoofdstad bij gelegenheid bezoeken, weet dan dat men die traditie in ere wil herstellen, en nee, nee, nee, niet doen, want de Gysbreght is een draak van een stuk.

De literatuur van de eeuwen die volgden op de zeventiende, kunt u gemakkelijk zelf lezen, prinses Máxima. Wel doen, want uw Nederlands is er inmiddels goed genoeg voor. Begin met Betje Wolff en Aagje Deken, en vergeet Hildebrand niet, en Multatuli, en Louis Couperus, met zijn Haagse romans misschien wel de grootste Nederlandse schrijver ooit. Lees ook het werk van Martinus Nijhoff, Frederik van Eeden, Nescio, Carry van Bruggen, W.F. Hermans en de jonge Jan Wolkers, als ik u enkele van mijn favorieten mag aanbevelen. En stop niet bij dat van uw schrijvende tijdgenoten, die uw nieuwe vaderland vandaag in zijn wezen proberen te treffen.

‘Wie leest, leeft beter,’ zei Gustaaf Peek toen hij onlangs de bng Nieuwe Literatuurprijs in ontvangst nam. Sterker kan een pleidooi voor de Nederlandse letteren niet zijn: wie ze leest, leert ons begrijpen. Als u leest, laat u straatrumoer toe in de gouden koets.

Annette Portegies